Potentieel hybride docent wordt onvoldoende benut

Hybride docenten balanceren tussen twee banen. Als het werk te veel van ze vraagt, neigen ze ernaar één van de twee banen op te zeggen. Helaas delft het onderwijs dan vaak het onderspit. Scholen herkennen de unieke waarde van hybride docenten, maar benutten die onvoldoende. Het onderzoek “Wie zijn de leraren van morgen?”, in 2018 uitgevoerd door Platform Talent voor Technologie, laat zien dat daar een enorm onbenut potentieel ligt: veertig procent van de beroepsbevolking is geïnteresseerd in een baan in het onderwijs. Daarnaast laat een onderzoek naar de werkbeleving van hybride docenten (Thunnissen en Van Rijn, 2019) zien dat juist de combinatie van twee banen de uitdaging biedt die sommige docenten in het onderwijs misten. Door het combineren van banen krijgen zij de gelegenheid hun talenten verder te ontwikkelen en te benutten. Zou die niet geboden worden, dan is de kans groot dat zij het onderwijs verlaten.

Hoger beroepsonderwijs moet minder theoretisch

Het hbo moet minder theoretisch zijn. Op die manier kunnen hogescholen meer techniekstudenten uit het mbo opleiden om zo tekorten op de arbeidsmarkt weg te nemen, zegt Mona Keijzer staatssecretaris van Economische Zaken. Tijdens het jaarcongres van Techniekpact benadrukte de Staatssecretaris van Economische Zaken dat er betere doorstroom moet komen van mbo-hbo. Mbo-studenten haken volgens haar af omdat het hbo te theoretisch is. Ook moet het onderwijs meer vaart maken met het aantrekken van jongeren met een migratieachtergrond voor het techniekonderwijs. Het aantal vrouwen dat techniekonderwijs volgt neemt licht af.

 

Gebrek aan perspectief op middelbare scholen

Een ruime meerderheid van de middelbare scholen hoopt na de zomervakantie de deuren weer volledig te kunnen openen. Ze worstelen met de 1,5 meterregel die ook voor scholieren geldt en hopen dat het verantwoord is om te versoepelen. Dat blijkt uit een ledenpeiling onder 146 schoolbesturen door de VO-raad. Ook de ouders komen in opstand door het gebrek aan perspectief dat hun kinderen in het voortgezet onderwijs geboden wordt. Kinderen boven de 12 of 13 jaar mogen vaak maar enkele uren per week naar school om hun klasgenoten en leraren te zien. Verder zitten ze thuis achter de computer lessen te volgen terwijl ouders en jongere broers of zusjes vaak wel weer naar hun werk of de basisschool gaan. De ouders zien hun kinderen vervlakken, futloos worden en het nut niet meer inzien van woordjes leren of wiskunde-opdrachten maken.

Meer scholen voldoen niet aan eisen basiskwaliteit

Het aantal scholen dat niet voldoet aan de wettelijke eisen van de basiskwaliteit is toegenomen. Dat staat in het rapport ‘De staat van het onderwijs 2020’. Op 1 januari 2020 scoorde ruim 2 procent van de scholen in het basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs onvoldoende of zeer zwak. In het voortgezet onderwijs geldt dit voor meer dan 2,5 procent. Op zeer zwakke scholen is volgende onderzoekers sprake van onvoldoende resultaten en cruciale tekortkomingen in het onderwijsleerproces of schoolklimaat. Daarnaast laat het rapport zien dat de schoolverschillen onveranderd groot zijn gebleven sinds 2017, toen de Inspectie dit probleem al aankaartte. Scholen met leerlingen met een relatief gunstige achtergrond halen meestal hogere resultaten dan scholen met veel kwetsbare leerlingen.

1,5 meter afstand houden is niet te doen

Ook de schoolleiders en de leerkrachten kijken vol spanning naar wat het RIVM volgende week adviseert. Kunnen scholen weer open? En zo ja, hoe dan? Het onderzoek naar de besmettelijkheid van kinderen is nog niet afgerond, maar het RIVM komt maandag met een voorlopig advies. Jan van de Ven, een van de oprichters van het Lerarencollectief, vraagt zich af of zo’n vergaande beslissing wel op basis van deelresultaten kan worden genomen. “Ik maak me daar zorgen over als ik kijk naar het draagvlak onder leraren. Voor hen zijn de resultaten van dat onderzoek heel erg belangrijk.” Van de Ven deed een onderzoek onder meer dan duizend leraren. Daar kwam uit naar voren dat zij zich vooral druk maken over de gezondheidsrisico’s. “Voor henzelf, maar ook voor hun naasten, hun eigen kinderen. Of hun ouders als ze bijvoorbeeld mantelzorger zijn.”

Aanvullend onderwijs moet gratis worden

De Tweede Kamer heeft op 3 maart een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht scholen te stimuleren om, waar nodig, zoveel mogelijk gratis aanvullend onderwijs aan te bieden aan hun leerlingen. Het aanbieden van betaald aanvullend onderwijs in de school, in samenwerking met particuliere instituten, zou juist zoveel mogelijk moeten worden ontmoedigd. Behoorlijk wat scholen hebben al een kosteloos aanbod voor leerlingen: 31 procent van de vo-leerlingen maakte in 2018-2019 gebruik van een vorm van aanvullend onderwijs, waarbij 13 procent van de leerlingen van een onbetaalde vorm. Daarnaast werken steeds meer scholen met een vorm van onderwijs waarin leerlingen zelf kunnen bepalen in welke uren zij in een bepaald vak extra les volgen.

Is het onderwijs aan het verpieteren?

Als we de berichten in de kranten van de afgelopen dagen mogen geloven is het niet best met ons Nederlandse onderwijs. De Onderwijsinspectie ontdekte in 2018 dat het onderwijs al twintig jaar achteruit gaat. Dit terwijl in 2009 unaniem door de Tweede Kamer de motie-Hamer werd aangenomen waarin werd vastgelegd dat in 2020 het onderwijs in Nederland ‘tot de mondiale top-5 moest behoren’. De ‘motie Hamer’ bleek géén toverformule voor het onderwij, maar heeft volgens de inspectie geleid tot hyperindividualisering en versnippering en verzwakking van het onderwijsstelsel. Het resultaat is dat nu 31 procent van de leerlingen op middelbare scholen bijles of huiswerkbegeleiding inkoopt. En er zijn meer dan 500 bureaus voor scriptiehulp in het hoger onderwijs. Die verdienen aan het opkalefateren van scripties van studenten die niet kunnen schrijven, maar wel de koopkracht hebben om de privileges van hoger opgeleiden aan te schaffen. 

Sectorraden presenteren advies ‘Slimme Verbindingen’

Kennis uit onderzoek helpt bij innovatie en het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Maar hoe zorgen we voor een optimale verbinding tussen onderwijs en onderzoek? En hoe lossen we knelpunten op die het ontwikkelen en delen van kennis in de weg staan? In dit kader hebben de vijf sectorraden het advies ‘Slimme Verbindingen’ aan minister Van Engelshoven en minister Slob (Onderwijs) gepresenteerd. Het advies is een vervolg op de ontwikkelagenda ‘Lerend onderwijs voor een lerend Nederland’. Deze agenda is eerder dit jaar door de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen en de VSNU gelanceerd.

Kinderen willen een ander lespakket

Er wordt door leraren en schoolleiders druk gewerkt aan de plannen voor de vernieuwing van het curriculum van het basisonderwijs. Maar wat vinden kinderen daar eigenlijk van? Zij lijken echt andere ideeën te hebben als het gaat om hun school van de toekomst, zo blijkt uit een onderzoek in vijftien basisscholen in Noord-Groningen. De Noord-Groningse kinderen willen leren hoe je verantwoord eten kunt koken, hoe je een lekke fietsband plakt, hoe je iemand met een wond verzorgt, hoe je zelf boontjes of aardappelen kunt verbouwen, hoe je dieren moet verzorgen, wat je kan leren van drama en hoe je kan leren en genieten van muziek. Ook geven de kinderen aan meer te willen bewegen en gymnastiek. Is het tijd voor een andere benadering? En hoe gaan we die dan vormgeven?

Een makkelijkere doorstroom naar het mbo

De ministerraad heeft ingestemd om doorlopende leerroutes vmbo-mbo in te richten. Scholen mogen de leerroutes zelf vormgeven. Zo kan het voor een deel van de jongeren passend zijn om vanuit een vmbo-school deze opleiding te volgen. Er gaat dan geen tijd verloren aan het wennen aan een nieuwe omgeving en nieuwe docenten. Een andere mogelijkheid is bijvoorbeeld een meer geleidelijke overgang naar het mbo. Hierbij starten de jongeren in de bovenbouw van het vmbo al met lessen op het mbo. De overstap wordt zo minder groot. Scholen kunnen vanaf 2020 doorlopende leerroutes vmbo-mbo aanbieden.